Urban legend: Beuken hebben een oppervlakkig wortelgestel en zijn daarom kwetsbaar voor droogte

Beuken hebben het zeer lastig. Het is trouwens voorspeld dat beuken het met de opwarming lastig zouden krijgen. Nochtans groeien beuken ook goed in het zuiden. Tot Noord-Afrika toe. Droogte is in hun zuidelijke verspreidingsgebied trouwens de beperkende factor. Maar ze kunnen het wel. Alleen bij ons duidelijk niet. Of tenminste, niet overal. In het Zoniënwoud doen ze het nog steeds goed.  

Maar er is iets vreemds aan de manier waarop wij beuken hebben aangeplant. In lage, natte bossen. Ik heb jaren aan de rand van een beukenbos gewoond. Als het stormde leek het met momenten net een kegelspel met beuken. Zomereiken stonden er ook. Maar die vielen niet. Volgens de boswachter – enfin eerder een veredelde conciërge die de omgevallen bomen uit het bos haalde en in het jachtseizoen zo veel mogelijk wild afschoot – kwam dat omdat de grond er zo rijk is dat de bomen extreem oppervlakkig groeiden. In werkelijkheid heb je daar een toplaag van 30 tot 40 cm humusrijk zand en daaronder gele leemhoudende zavel die kletsnat was. De bomen waren op verhoogde bedden met afwateringsgreppels geplant. Op dezelfde manier kweekte mijn vader groenten. Beuken kunnen niet tegen een te natte bodem. Dat die dus niet dieper konden wortelen had daar dus mee te maken. Zo rijk was die grond daar nu ook weer niet.  

We hebben in Vlaanderen massaal veel beuken aangeplant op plekken die totaal niet geschikt zijn voor beuk. De juiste boom op de juiste plaats. Dan zijn beuken in het vlakke Vlaanderland bijna enkel aan te planten op heuvels en hellingen. Liefst met een diepe lemige bodem. Beuk heeft de reputatie ondiep te wortelen. Maar in het Zoniënwoud wortelt die wel dieper. Daar groeien wortels drie, zelfs vier meter diep. Peter Thomas schrijft in ‘Trees, a natural history’ dat beuk een van die soorten is die eerder langzaam groeiende wortels hebben die een kleinere oppervlakte sterk doorwortelen en veel minder snel naar de periferie uitbreiden. Atger beschrijft die strategie als ‘de vertraagde ontwikkeling’ waardoor de boom heel eenvoudig en efficiënt de bodem kan herkoloniseren en beschadigde en afgestorven wortels eenvoudig en snel vervangen kunnen worden. Het laat ook toe de zones waar bestaande wortels verdwenen zijn opnieuw te doorwortelen en het achtergebleven organisch materiaal te recupereren. Al met al zijn deze strategieën nog maar zeer summier beschreven. Het helpt ons wel om te verklaren waarom beuken op natte gronden zoveel gevoeliger zijn voor verdroging.  

Een beuk op een te natte standplaats zal zijn wortelgestel noodgedwongen oppervlakkig ontwikkelen. Wanneer de bodem droger wordt, kunnen de wortels het dalende grondwater moeilijk volgen. De boom komt dus in de problemen en zal met een acuut watergebrek af te rekenen krijgen. Op hogere gronden speelt dat niet aangezien de grondwatertafel minder invloed heeft. Of omdat de boom wortels heeft die naar die grondwatertafel reiken. Fluctuaties kunnen dan makkelijker opgevangen worden. Op die natte gronden kunnen andere soorten veel makkelijker het dalende grondwater bereiken. Die hebben dan minder last van verdroging. Tot het weer natter wordt. Dan krijg je sterfte in die nieuwe wortels. Zeker wanneer die nieuwe wortels al wat groter zijn, kan dat dan weer voor problemen zorgen. Aangezien beuken daar niet zo snel op (kunnen) reageren, gaan die dan weer net geen last krijgen wanner het terug natter wordt. Probeer het allemaal maar eens te volgen.  

Het beukenbos in het Zoniënwoud is dan weer van een andere soort dan het beukenbos in de Ardennen (sub-berggebied), of pakweg Centraal Europa. Het Zoniënwoud is een Atlantisch beukenbos, een zuurminnend beukenbos, terwijl die andere bossen een heel andere ecologie hebben. Het beukenbos aan de Oostzee op het eiland Rügen staat er voor bekend dat de beukentakken er tot in zee hangen. Aan onze kust moet je geen beuken planten. Die redden dat niet. Zeewind, weet je wel. Niet zo op Rügen. Waar dat aan ligt? Is het de kalk in de bodem? Ze staan boven op kalkrotsen. Of zijn dit ‘andere’ beuken, met een andere genetische afstamming? Wat ik wel weet is dat beuken in Vlaanderen bijna standaard aangetast worden door reuzenzwam wanneer ze rond de eeuw zitten. En anders krijgen ze wel last van korsthoutskoolzwam, platte tonderzwam of honingzwam. Hier in de nattigheid van de Scheldevallei zijn ze veel te gevoelig voor verdroging omdat ze niet tegen aangepast zijn aan een natte bodem. (Zowel droogte als nattigheid kan trouwens leiden tot wortelsterfte.) 

Dat beuken een ondiep wortelgestel zouden hebben is geen soortspecifieke eigenschap van beuken. Dat is een aanpassing aan het milieu. De vorm en grootte van het wortelgestel van bomen wordt namelijk in de eerste plaats door het (ondergrondse) milieu bepaald. 

Deel dit artikel.

Share on facebook
Facebook
Share on twitter
Twitter
Share on linkedin
LinkedIn