Behalve dat we met een klimaatverandering te maken hebben waarvan het eindpunt absoluut nog niet in zicht is, zijn onze steden hitte eilanden. Steden zijn een stuk heter dan het platteland. De stad is een nieuw ecosysteem dat totaal verschilt van de bestaande ecosystemen. Om die stad leefbaar te houden moeten onze steden dringend heel veel groener worden. Dat is geen kwestie van verfraaiing, dat is een kwestie van overleven. Maar net omdat de stad een nieuw ecosysteem is, moeten we daar met een frisse blik naar durven kijken. Inheemse bomen aanplanten in de stad kan dan vanuit de biodiversiteit misschien een goed idee zijn. Vanuit de realiteit is het een compleet achterhaalde visie. Dat hebben we heel duidelijk kunnen vaststellen eind juli 2019 toen de temperaturen hoger opliepen dan wat we in Vlaanderen ooit meegemaakt hebben. Ik was die dag in Brussel. Daar kon je letterlijk zien hoe een aantal bomen hun blad gewoon lieten vallen. Naar verluid lieten de douglassen in het Geografisch Arboretum in Tervuren ook allemaal ineens hun naalden los. Een overlevingsstrategie van de soort. Maar wel eentje die in onze streken ongezien was.
We moeten zeker in de steden onze soortenkeuze dus dringend aanpassen. De bomen die we nodig hebben moeten tegen hitte kunnen, en tegen lange droogteperiodes. Ze moeten ook overstromingsbestendig zijn en tegen late nachtvorst bestand zijn. En ook nog winterhard. Niets garandeert dat we in de toekomst geen strenge winters meer zullen meemaken. Aan de andere kant zou het een vergissing zijn om ons te beperken in onze keuzes. De ideale straatboom bestaat niet en zal ook nooit bestaan. Door in te zetten op een groot aantal soorten kunnen we de risico’s spreiden. We kunnen dan wel een lijstje geven van potentiële overlevers, we kunnen niks garanderen. De soorten die het op termijn goed zullen doen, zijn misschien net die soorten waarvan we het niet verwachten. Inzetten op klimaatbomen is een start. We moeten vooral durven inzetten op klimaatbestendige groeiplaatsen.
Hoe die klimaatbestendige groeiplaats er moet uitzien? Simpel. Die moet in de eerste plaats zo weinig mogelijk verhard zijn. Verharding absorbeert hitte en geeft stralingswarmte af. Hoe minder stenen hoe beter. Dat is ook belangrijk voor infiltratie. Open groeiplaatsen laten nog steeds meer water in de bodem infiltreren dan eender welke waterdoorlatende verharding. Waar echt verharding nodig is, kan die gekoppeld worden aan systemen voor wateropvang en waterretentie. Dat die systemen bestaan betekent nog niet dat we die moeten gebruiken om verharding tot tegen de boomstam te leggen. Die fout wordt ook gemaakt met groeiplaatsconstructies. Die zijn fantastisch om bomen te kunnen planten op plekken waar we dat anders niet zouden kunnen. Maar wanneer die gebruikt wordt om een meter verharding meer te kunnen leggen op een eindeloos groot dorpsplein dan wordt er op zijn minst een denkfout gemaakt. Een klimaatbestendige groeiplaats is onverhard. Verharding wordt nog veel te veel gebruikt uit gemakzucht. Een goed beplantingsplan maken vraagt meer werk. Het vraagt ook meer (planten)kennis. Vooral dat laatste is nog voor veel te veel ontwerpers een probleem.
Een groeiplaats voor klimaatbomen vraagt een levende bodem. Een bodem die niet vastgelopen wordt. Die niet kaal is en waar geen plassen blijven staan. Dat is geen kwestie van de juiste beplanting. Dat is vooral een kwestie van humus. Een klimaatbestendige groeiplaats is een groeiplaats waar blad kan blijven liggen onder de bomen. Kijk gerust eens naar het bos. Daar vind je alleen plassen op de paadjes. Waar de bodem vastgelopen wordt door wandelaars laat die geen water meer door. Naast de paadjes heb je een losse, humusrijke bodem die goed waterdoorlatend is. Op een klimaatbestendige groeiplaats kan blad blijven liggen. Dat blad verbetert de bodem, verbetert de waterdoorlaatbaarheid en houdt onze bomen gezond zodat ze oud kunnen worden. Dat blad verhoogt ook de biodiversiteit. Er komen meer insecten, vogels en minder aantastingen. Groen dat beter groeit oogt gezonder en ziet er beter onderhouden uit. Ronddwarrelend blad wordt best vermeden. Een strakke afsluiting van de groene zone houdt blad vast. Een goed onderhouden groene ruimte is niet slordig.
Dat is wat we missen in onze steden. We planten weliswaar bomen in onze voetpaden, oud worden ze er niet. Dan is het verstandiger om, zoals James Urban in Up By Roots al schreef, op de makkelijkste plaatsen eerst te planten. Een pleintje, een rotonde, zelfs in het midden van de straat in plaats tegen de gevels. Met een beperkt aantal bomen, toekomstbomen zoals in Antwerpen, kunnen we een stevige basis leggen die aangevuld wordt met kleinere bomen. Die toekomstbomen krijgen dan een optimale groeiplaats. Niet onder de verharding, maar in een onverhard plantvak. Een dergelijke aanpak maakt steden mooier, gezonder en aantrekkelijker. Dat kost ook niet meer. Ecologisch groenbeheer is ten slotte ook economisch groenbeheer.